5 dingen die ik had willen weten voordat ik skileraar werd
Als je skileraar wilt worden heb je – net als ik – waarschijnlijk bepaalde verwachtingen over hoe dat zal zijn. Je droomt van iedere dag op de piste, biertjes drinken in de après-ski en heel veel lol met je collega’s. Goed nieuws, deze dingen ga je allemaal meemaken! Voor mij waren er ook een aantal dingen waar ik niet zo snel aan had gedacht, die ik tóch graag van tevoren had willen weten. Ik deel er vijf met je in deze blog!
1. Skileraar worden is iets heel anders dan zelf skiën
Op een of andere manier dacht ik altijd: ik kan zélf skiën, dus dan kan ik het ook een ander leren. Makes sense toch? Dus niet. Bij de Anwärter-opleiding tot skileraar heb ik geleerd dat iemand lesgeven iets héél anders is dan zelf skiën. Zeker als je als kind hebt leren skiën, is dat niet te vergelijken met hoe je een volwassene aanleert om te skiën. De eerste paar dagen van de Anwärter voelden voor mij alsof ik helemaal opnieuw moest leren skiën, zo anders was het. Ski jij bijvoorbeeld regelmatig in de (juiste) pizzapunt? En weet je nog hoe je geleerd hebt een parallelbocht te maken? Ik niet. Gelukkig weet je er na de opleiding alles van. Maar skiles geven is andere koek dan zelf skiën.
2. De spierpijn is real
Op een of andere manier was het niet in mijn hoofd opgekomen dat je als skileraar de hele dag aan het sporten bent. En van sporten krijg je spierpijn, en niet zo’n beetje ook. Zeker als je niet enorm getraind bent – zoals ik – ben je de eerste tijd niet van de spierpijn af. Dat komt deels omdat je de hele dag in een soort halve squat-houding staat (de pizzapunt) en veel kinderen moet tillen. Mijn advies? Goed drinken, iedere avond stretchen en je benen af en toe een beetje rust geven. Ik was serieus pas na een maand van de ergste spierpijn af.
Lees ook
Ben jij geschikt om skileraar te worden? Check het hier
3. Kennis van Duits is handig
Of als je naar een ander land gaat dan Oostenrijk: de taal die ze daar spreken. Ik dacht zelf ‘hoe moeilijk kan het zijn’ en ging met minimale kennis van het Duits naar Oostenrijk. Niet heel handig. Allereerst om het feit dat de Anwärter in het Duits is. Een opleiding volgen in een taal die je niet spreekt, is twee keer zo moeilijk dan wanneer je wel alles kunt verstaan. Je leert een nieuwe taal snel als je moet, maar het is aan te raden alvast wat basiskennis te hebben om gesprek te kunnen voeren. Wel zo gezellig voor je collega’s tijdens de lunch en de gasten die je lesgeeft.
Lees ook
Zo goed moet je Duits zijn om skileraar te worden in Oostenrijk
4. Het is serieus hard werken
Niet dat ik verwacht had dat het een easy job zou zijn, maar om het beroep van skileraar hangt een relaxte vibe. Beetje lesgeven, beetje skiën, beetje feesten. Ik heb als skileraar best vaak de verbaasde reactie ‘jullie moeten echt wel hard werken gehoord’ van mensen op de piste. En dat klopt ook. Het is keihard werken. Ik maakte soms dagen van acht uur ’s ochtends tot half vijf ’s middags zonder pauzes. Daarbij is het werk fysiek zwaar. Probeer jij maar eens 15 kinderen in een sleeplift te krijgen. En iedere keer als er iemand valt, ben jij degene die omhoogloopt. Ik zweette me af en toe kapot. Het is écht harder werken dan het in eerste instantie lijkt.
5. Het is nog leuker dat ik had gedacht
Als kind wilde ik altijd al skileraar worden. Ik keek met bewondering naar de leraren in het felbegeerde skilerarenpak en dacht: ooit wil ik dit dragen. Het leek me zo ontzettend leuk. Maar een seizoen in de sneeuw heeft al mijn verwachtingen overtroffen. Het contact met je collega-skileraren, de gezelligheid met je skiklasjes en de mensen die je privéles geeft. Alle nieuwe mensen die je ontmoet. Het heerlijke weer. Iedere dag in de sneeuw. Al het lekkere eten. De après-ski. Ik kan nog wel even doorgaan, maar voor mij was skileraar worden nóg leuker dan ik vooraf dacht. Dus ik kan iedereen alleen maar aanraden: ga ervoor!
Geef een antwoord